dinsdag 8 november 2011

Scheveningen

Ik sta op de pier in Scheveningen. Het is een mooie herfstdag. Begin van een wandeling van de Noordzee naar de Bodensee en tegelijk een weg door Nederlandse en Duitse literatuur op de route. Welke schrijvers, welke dichters woonden en wonen er langs de wandelroute die ik ga. Wat hebben zij geschreven? Ik, Quintus, verheug me enorm op deze voettocht, door Nederland en Duitsland, waarbij schrijvers en literatuur de rode draad zal vormen

Ik loop over de boulevard en zie tram 11. Michel van der Plas dichtte over deze beroemdste aller trams  in 1972 "De zomertram" met het begin:

Daar komt hij, zwaar van ouderdom,
statig en traag het hoekje om
van dromen en herinneringen:
hij belt: hij ziet me heus wel staan,
zijn open wagen achteraan,
de zomertram naar Scheveningen

Ik wandel op blote voeten door het zand naar strandpaviljoen De Waterreus, doe mijn schoenen aan en ga de trap op naar de Vuurtoren. In deze straten woonden een aantal van mijn ooms en tantes waar ik vroeger veel kwam en hier op de hoek van de Vissershavenstraat woonde mijn oma. Hier in Scheveningen liggen veel herinneringen. Ik wandel langs de beide havens, sla linksaf en kom op de Duinstraat. Hier is het Appeltheater, lange tijd een van de meest inspirerende theaters in het land, met Erik Vos en later Aus Greidanus als huisregisseurs. Onvergetlijke voorstellingen, zoals de Orestes, stukken van Shakespeare met Erik Schneider, Sascha Bulthuis, de kleine man Henk Votel. Zo mooi als theater maar kan zijn. Wat ik niet wist, is dat tegenover het Appeltheater een hek is dat leidt naar een begraafplaats. Ik wandel het hek door waar met mooie vergulde letters opstaat: Ter navolging. Het is doodstil op deze plek. Ik sta bij een steen voor Betje Wolf en Aagje Deken, die hier beiden begraven liggen.
Ik loop verder langs de Scheveningseweg. Op nummer 72 woonde Victor van Vriesland. Hij zat daar nachten lang bij kaarslicht te praten met o.a Martinus Nijhof. Over het huis schreef hij: " Ik had een helemaal rond werkkamertje in een toren. Je kon vanuit het huis en vooral vanaf een heuveltje in de tuin, we hadden een geweldig grote tuin, de zee zien". Zijn buurman in die tijd was de oude dichter en hofprediker E. Laurillard. Als ik de tuin van het huis van Van Vriesland inloop, vraagt de huidige buurman me wat ik zoek. Ik vertel hem over de geschiedenis van het huis en hij kan mij vertellen over de Scheveningse reder die hier ooit woonde en vanuit het torentje met een verrekijker zijn schepen in de haven kon zien liggen. Toen nog wel. Inmiddels zijn er gebouwen tussen gekomen die dat verhinderen. Ik groet de vriendelijke Scheveninger en wandel verder de Scheveningseweg af en kom langs het borstbeeld van Constantijn Huijgens, gemaakt door A.W.M. Odé. Huijgens is ontwerper van de Scheveningseweg als verbindingsweg tussen Den Haag en Scheveningen, waarmee hij ook Zorgvliet, waar zijn vriend Jacob Cats woonde, beter toegankelijk maakte. Huijgens dichtte in 1667:

Een land-stad liet ik u, gedolven in uw duinen,
Gedoken in uw zand; waar zijn die witte kruinen,
Waar is de doore klift, waar is dat steile droog
Daar geen oog over mocht, m"en stonde Torenhoog?
Kan ik door Bergen zien, en zonder zand in de ogen,
En zien ik Schevering, en ben ik niet bedrogen,
En zien ik 't door een laan ten einde van zijn straat?

Die straat is de oude Scheveningseweg. En via die weg loop ik Den Haag binnen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten